Klimaat

Installatie-eigenaren zijn verantwoordelijk voor de goede en veilige werking van hun installaties. Om zeker te stellen dat een installatie veilig en zo milieuvriendelijk mogelijk is, worden inspecties uitgevoerd.

Stookinstallaties

Binnen vrijwel elke organisatie die een milieuvergunning heeft of onder het Activiteitenbesluit valt, zijn wel één of meerdere stook- of verwarmingsinstallaties aanwezig. Om deze installaties optimaal te laten functioneren, waardoor het milieu het minst wordt belast en de installatie veilig blijft functioneren zijn diverse regels geformuleerd. Het soort verbrandingstoestel (wel of niet gasgestookt) en het nominale vermogen van de installatie, bepalen in welke frequentie inspecties uitgevoerd moeten worden.

Koelinstallaties

Alle installaties die bedoeld zijn om te koelen bevatten koudemiddelen waarbij onderscheid gemaakt wordt in natuurlijke en synthetische koudemiddelen. Koudemiddelen worden gebruikt in koelinstallaties, koel-, vriesinstallaties, airconditioning en warmtepompen. Installatie, reparatie en onderhoud mogen in het kader van milieuvergunning uitsluitende plaatsvinden volgens de F-gassen verordening en uitgevoerd worden door een gediplomeerd installateur. Deze is op de hoogte van alle eisen waaraan iedere installatie moet voldoen.

Brandstoftoevoersysteem

Het Activiteitenbesluit Milieubeheer hanteert het nominale thermische ingangsvermogen als criterium voor de keuringplicht. Tot de stookinstallatie (technische eenheid) hoort zowel het stooktoestel of de motor/turbine als de brandstoftoevoerleiding. Afhankelijk van het nominale vermogen is inspectie verplicht. De inspectiefrequentie van de brandstoftoevoerleiding is gelijk aan die van het stooktoestel.